Dutch: voordoen

Dutch verb 'voordoen' conjugated

Nominal Forms

Infinitive - Onbepaalde wijs: voordoen
Present participle - Tegenwoordig deelwoord: voordoend
Past participle - Verleden deelwoord: voorgedaan

Cognates

-

Indicative - Aantonende wijs

Present

Onvoltooid tegenwoordige tijd [o t t]

ikdoe voor
jijdoet voor
hijdoet voor
wijdoen voor
julliedoen voor
zijdoen voor

Present Perfect

Voltooid tegenwoordige tijd [v t t]

ikheb voorgedaan
jijhebt voorgedaan
hijheeft voorgedaan
wijhebben voorgedaan
julliehebben voorgedaan
zijhebben voorgedaan

Past

Onvoltooid verleden tijd [o v t]

ikdeed voor
jijdeed voor
hijdeed voor
wijdeden voor
julliededen voor
zijdeden voor

Past Perfect

Voltooid verleden tijd [v v t]

ikhad voorgedaan
jijhad voorgedaan
hijhad voorgedaan
wijhadden voorgedaan
julliehadden voorgedaan
zijhadden voorgedaan

Future

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd [o t t t]

ikzal voordoen
jijzult voordoen
hijzal voordoen
wijzullen voordoen
julliezullen voordoen
zijzullen voordoen

Future Perfect

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd [v t t t]

ikzal voorgedaan hebben
jijzult voorgedaan hebben
hijzal voorgedaan hebben
wijzullen voorgedaan hebben
julliezullen voorgedaan hebben
zijzullen voorgedaan hebben

Conditional

Imperfect

Onvoltooid verleden toekomende tijd [o v t t]

ikzou voordoen
jijzou voordoen
hijzou voordoen
wijzouden voordoen
julliezouden voordoen
zijzouden voordoen

Perfect

Voltooid verleden toekomende tijd [v v t t]

ikzou voorgedaan hebben
jijzou voorgedaan hebben
hijzou voorgedaan hebben
wijzouden voorgedaan hebben
julliezouden voorgedaan hebben
zijzouden voorgedaan hebben

Imperative - Gebiedende wijs

jijdoe voor

Verbs conjugated like 'voordoen'

aandoen, dichtdoen, doen, meedoen, ontdoen, overdoen, voldoen, voordoen,

Translations

voordoen

Synonyms & Antonyms

Synonyms

uitgeven
presenteren

Antonyms

uitgeven
sparen, bewaren, opsparen

Sample Sentences

  • [...] gaan kon, want buiten mij was er geen enkele Engelschman, Ier of Schot. Twee jaren lang bleef ik dan ook het denkbeeld, van te ontvlugten, koesteren, zonder dat zich immer eene gunstige gelegenheid voordeed, het uit te voeren. (Robinson Crusoe)
  • [...] dus niet hoe ik alleen twintig of dertig menschen zou aantasten, dus bleef ik misnoegd en teleurgesteld in mijn kasteel. Ik maakte echter alles tot een aanval gereed als de gelegenheid zich mogt voordoen. Na eene lange poos gewacht te hebben of ik ook eenig gerucht hoorde, werd ik ongeduldig, en klom met mijne ladder tot boven op den heuvel, en bleef daar zoo staan, dat men mijn hoofd niet boven den [...] (Robinson Crusoe)

Etymology

From voor + doen.

Additional Information


Cite this page

  • Harvard Referencing: Verbix 2025, Dutch verb 'voordoen' conjugated, Verbix, viewed 10 Apr 2025, <https://verbix.com/webverbix/go.php?D1=24&T1=voordoen>
  • APA Referencing: Verbix (2025, Apr 10) Dutch verb 'voordoen' conjugated. Verbix Verb Conjugator. Retrieved from https://verbix.com/webverbix/go.php?D1=24&T1=voordoen
Report an error