Dutch: klinken

Dutch verb 'klinken' conjugated

Nominal Forms

Infinitive - Onbepaalde wijs: klinken
Present participle - Tegenwoordig deelwoord: klinkend
Past participle - Verleden deelwoord: geklonken

Cognates

See the 4 cognates of klinken

Indicative - Aantonende wijs

Present

Onvoltooid tegenwoordige tijd [o t t]

ikklink
jijklinkt
hijklinkt
wijklinken
jullieklinken
zijklinken

Present Perfect

Voltooid tegenwoordige tijd [v t t]

ikheb geklonken
jijhebt geklonken
hijheeft geklonken
wijhebben geklonken
julliehebben geklonken
zijhebben geklonken

Past

Onvoltooid verleden tijd [o v t]

ikklonk
jijklonk
hijklonk
wijklonken
jullieklonken
zijklonken

Past Perfect

Voltooid verleden tijd [v v t]

ikhad geklonken
jijhad geklonken
hijhad geklonken
wijhadden geklonken
julliehadden geklonken
zijhadden geklonken

Future

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd [o t t t]

ikzal klinken
jijzult klinken
hijzal klinken
wijzullen klinken
julliezullen klinken
zijzullen klinken

Future Perfect

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd [v t t t]

ikzal geklonken hebben
jijzult geklonken hebben
hijzal geklonken hebben
wijzullen geklonken hebben
julliezullen geklonken hebben
zijzullen geklonken hebben

Conditional

Imperfect

Onvoltooid verleden toekomende tijd [o v t t]

ikzou klinken
jijzou klinken
hijzou klinken
wijzouden klinken
julliezouden klinken
zijzouden klinken

Perfect

Voltooid verleden toekomende tijd [v v t t]

ikzou geklonken hebben
jijzou geklonken hebben
hijzou geklonken hebben
wijzouden geklonken hebben
julliezouden geklonken hebben
zijzouden geklonken hebben

Imperative - Gebiedende wijs

jijklink

Translations

klinken

Synonyms & Antonyms

Synonyms

aandoen
lijken, toeschijnen, voorkomen
drinken
proosten, toosten

Antonyms

aandoen
uitdoen, afleggen, uittrekken

Sample Sentences

  • — Dit voorval had ons eene aangename afleiding gegeven, maar wij waren nog altijd in eene woeste streek, onze gids was gekwetst, en wij wisten naauwelijks wat nu te doen; het gehuil der wolven klonk ons nog in de ooren, en behalve het geraas, dat ik aan de Afrikaansche kust hoorde, waarvan ik vroeger gesproken heb, herinner ik mij niet ooit iets gehoord te hebben, dat zoo afgrijsselijk was. De [...] (Robinson Crusoe)

Etymology

From Middle Dutch clingen, clinken, from Old Dutch *clingan, from Proto-Germanic *klinganą (“to sound”). See: Middle Dutch 'clingen', Proto-Germanic '*klinganą'.

Verbs referencing "klinken"

Afrikaans klink, Luxembourgish kléngen.

Additional Information


Cite this page

  • Harvard Referencing: Verbix 2025, Dutch verb 'klinken' conjugated, Verbix, viewed 9 Apr 2025, <https://verbix.com/webverbix/go.php?D1=24&T1=klinken>
  • APA Referencing: Verbix (2025, Apr 9) Dutch verb 'klinken' conjugated. Verbix Verb Conjugator. Retrieved from https://verbix.com/webverbix/go.php?D1=24&T1=klinken
Report an error